Wij gebruiken cookies op deze website om de functionaliteit en performantie te verhogen en dataverkeer op te volgen. U kan de cookies aanvaarden of weigeren. U kan meer informatie vinden in onze Privacy Policy en Disclaimer.
U heeft aangegeven geen cookies te willen aanvaarden, waardoor u helaas onze website niet kan gebruiken. U kan meer informatie vinden in onze Privacy Policy en Disclaimer.
De leer van de burenhinder, voordien door de rechtspraak gebaseerd op artikel 544 oud BW, krijgt met ingang van 1 september 2021 een nieuwe wettelijke basis. Vanaf die datum zal deze leer een plaats krijgen in het nieuwe Boek 3 van het Burgerlijk Wetboek in ondertitel 1 van titel 5 over ‘Burenrelaties’.
Inhoudelijk blijft de leer grosso modo onveranderd. Zo blijft het uitgangspunt onder het nieuwe recht hetzelfde:de eigenaar die een grotere dan normaal te verwachten hinder ondervindt door het gebruik dat een aanpalende eigenaar van zijn erf maakt, zonder dat deze laatste evenwel noodzakelijk een foutieve gedraging stelt, kan zich beroepen op de leer van de burenhinder.
Ook onder het nieuwe recht zal de rechter in een concrete zaak moeten bepalen wat bovenmatige hinder precies inhoudt. Immers bestaan er steeds normale ongemakken uit nabuurschap die men moet gedogen. Elke hinder weren is immers onmogelijk en ongewenst.
De beoordeling in concreto door de rechter wordt onder het nieuwe recht verankerd in artikel 3.101 BW. Daarin wordt een aantal niet-limitatieve omstandigheden opgesomd waarmee de rechter rekening kan houden ter beoordeling van de bovenmatigheid van de hinder. Dit zijn onder meer het tijdstip, de frequentie en de intensiteit van de hinder.
Daarnaast worden in §2 van datzelfde artikel ook enkele niet-limitatieve herstelmaatregelen opgesomd die de rechter kan opleggen om het evenwicht te herstellen: een vergoeding in geld, een vergoeding van de kosten of een bevel tot staken.
Een grote nieuwigheid is de mogelijkheid om bovenmatige burenhinder preventief tegen te gaan. Men krijgt nu krachtens de wet de mogelijkheid om een dreigende bovenmatige burenhinder te voorkomen. Dit werd onder artikel 3.102 BW opgenomen. Een vrijgeleide is het niet; er moet sprake zijn van ernstige en manifeste – dus overduidelijke – risico’s inzake veiligheid, gezondheid of vervuiling.
Tot slot wordt met ingang van 1 september 2021 de vrederechter bevoegd voor alle geschillen inzake bovenmatige burenhinder, ongeacht het bedrag van de vordering.
De oude principes uit de omvangrijke rechtspraak en rechtsleer worden dus gehandhaafd onder de nieuwe wet. Het laat ons besluiten dat de nieuwe wet op de oude fundamenten is gebouwd.
De wettelijke verankering van een mogelijkheid om preventief op te treden, opent wel nieuwe opportuniteiten!
Meer weten? Contacteer ons voor meer informatie of bijstand.
Verplichte vermeldingen·© 2023 - Advocaten De Meyer. Alle rechten voorbehouden·Website by Robbell